👤

Rejoignez FRstudy.me et commencez à obtenir les réponses dont vous avez besoin. Rejoignez notre plateforme de questions-réponses pour accéder à des réponses fiables et détaillées sur n'importe quel sujet.

J'ai un devoir en néerlandais, aidez moi, svp. (Il faut classer les verbes à bon endroit et conjuguer si il faut).



1. Charles en Joeren vertrekken dit jaar naar Italië. (willen)

2. Piet gaar naar school (moeten)

3. Komen mijn vrienden vandaag? (Moegen)

4. Jan koopt en cd (moegen)

5. Kartrien danst in de dischotheek (willen)

6. We staan om zeven uur op (moeten)

7. Zwemmen uw zussen? (kunnen)

8. Drinkt U een kopje koffie? (willen)

9. Veerle spreekt Nederlands. (Kunnen)

10. Ik ga naar de bioscoop (moegen)


Sagot :

Charles en Joeren willen dit jaar naar Italië vertrekken.
Piet moet gaar naar school.
Moegen mijn vrienden vandaag komen?
Jan mag en cd koopen.
Kartrien wil in de dischotheek dansen.
We moeten om zeven uur opstaan.
Kunnen uw zussen zwemmen?
Wil U een kopje koffie drinken?
Kunt Veerle Nederlands 
spreeken.
Ik mag ga naar de bioscoop.